Mondkapjesdooddoeners deel 2

,
Zoniet dantoch

“Al voorkom je er maar één dode mee, dan is het dragen van een mondkapje de moeite waard.”

Tegen dit argument zijn drie tegenargumenten te geven.

Ten eerste is geenszins zeker dat het dragen van mondkapjes ook maar één dode voorkomt, en dat geldt zeker als het gaat om gezonde personen die geen besmettingsgevaar vormen voor anderen, maar onder de huidige regelgeving toch verplicht worden een mondkapje te dragen.

Ten tweede gaat het voorbij aan het feit dat mondkapjes het risico op virusverspreiding ook kunnen verhogen. Zo staat in de ECDC-studie die de basis vormt voor de huidige mondkapjesregeling: “Het risico bestaat dat onjuiste verwijdering van het mondmasker, de omgang met een besmet mondmasker of een sterkere neiging om het gezicht aan te raken tijdens het dragen van een mondmasker door gezonde personen het risico op overdracht juist vergroot.”

Ook staat er: In één onderzoek bleek het gebruik van katoenen chirurgische maskers een hoger risico op penetratie van micro-organismen en influenza-achtige ziekteverwekkers op te leveren dan niet-gebruik van maskers.”

Daar komt bij dat mondmaskers ook andere schadelijke effecten kunnen hebben, die zelfs de dood tot gevolg kunnen hebben. Dr Carla Peeters stelt dat het dragen van mondkapjes ertoe kan leiden dat bacteriën, schimmels en virussen terug worden ingeademd, en zo schade kunnen toebrengen aan het longweefsel. Er zijn ook al veel schadelijke effecten gerapporteerd, zowel psychisch als lichamelijk, van het dragen van mondmaskers en mogelijk zijn er zelfs kinderen overleden door toedoen van mondkapjes.

Het derde tegenargument is wat filosofischer van aard. Als het dragen van mondkapjes kan worden gerechtvaardigd omdat er mogelijkerwijs één dode mee zou kunnen worden voorkomen, dan zou dat ook moeten gelden voor andere activiteiten. De kans dat een gezond persoon die geen symptomen van besmetting vertoont en door de supermarkt loopt, daarbij iemand zonder het te weten met corona besmet, die vervolgens iemand anders besmet die daardoor overlijdt, is min of meer nul, maar in theorie nooit helemaal uit te sluiten. Maar datzelfde risico bestaat ook voor andere virussen, zoals influenza. Het dragen van mondkapjes zou dus te allen tijde verplicht moeten worden gesteld. Je weet nooit 100% zeker dat je geen griepvirus of ander gevaarlijk virus onder de leden hebt.

En wat te denken van de kans dat je een ongeluk veroorzaakt als je in de auto stapt? Dat kan zelfs gebeuren als je niet teveel hebt gedronken en niet te hard rijdt. Autorijden zou dus subiet moeten worden verboden. Ook andere activiteiten brengen risico’s met zich mee. Voetballen bijvoorbeeld. Je kunt iemand ongelukkig raken die daardoor komt te overlijden. Vrijen is ook niet zonder risico. Het is mogelijk dat je een dodelijke ziekte overbrengt als je seks hebt met iemand, zonder dat je het in de gaten hebt.

En waarom zouden we alleen kijken naar de preventie van sterfte? Waarom ook niet proberen ziekte en depressie te voorkomen? We zouden er dan bijvoorbeeld voor moeten zorgen dat niemand meer iets zegt of schrijft dat iemand anders depressief kan maken. Depressie kan trouwens ook leiden tot zelfmoord, dus ook om die reden zou de vrijheid van meningsuiting aan banden moeten worden gelegd. Woedeaanvallen zouden al helemaal ten strengste moeten worden verboden. Daar kunnen mensen van schrikken (kans op hartaanval) en er komt speeksel bij vrij (kans op besmetting). Er zijn ook allerlei ideeën waarvan mensen kunnen radicaliseren waardoor ze moorden gaan plegen.

Zo kunnen we nog wel even doorgaan. Waar het voorkomen-van-één-dode-argument aan voorbij gaat is dat een risicoloze maatschappij een totalitaire maatschappij is – waar uiteindelijk veel meer sterfte, ziekte en depressie voorkomt dan een maatschappij waarin mensen vrijuit kunnen ademen, zingen en lachen.

Voor meer Mondkapjes-dooddoeners, zie hier het eerste deel.